Chemische plaagdierbeheersingsmiddelen worden, net als alle andere biociden en gewasbeschermingsmiddelen, beoordeelt door het Ctgb (College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden). Zij beoordelen of een middel veilig is voor mens, dier en milieu, voordat dit in Nederland verkocht en gebruikt mag worden. Mechanische vallen hoeven niet geregistreerd te zijn bij het Ctgb. De scheiding tussen mechanisch en chemisch is soms lastig vast te stellen. Dit begint bij de wettelijke definitie van biocide (Verordening 528/2012, artikel 3). Wij hebben enkele voorbeelden op een rij gezet zodat u meer inzicht krijgt in welke situaties er wel en niet een Ctgb registratie nodig is.
Voorbeelden:
Geen registratie nodig:
1. Vliegenmepper
2. UV-licht
3. Rattenklem, waardoor het dier mechanisch gedood wordt
Wél registratie nodig:
1. Plakstrip die bijvoorbeeld insecten aantrekt d.m.v. geur
2. Lokdoosje met daarin anticoagulantia (antistollingsmiddel)
Combinatie:
Kastval, waardoor een muis/rat in een bak met vloeistof valt en hierdoor wordt gedood.
Bij het laatste voorbeeld hoeft de kastval zelf geen registratie te hebben bij het Ctgb. De vloeistof in de val moet wél een registratie hebben, zie ook deze Kamerbrief. Aangezien de vloeistof ervoor zorgt dat het dier wordt gedood, valt het onder een biocide. Ook wanneer de biocide in combinatie met de kastval op de markt wordt aangeboden, moet de biocide een registratie hebben. Controleer dus altijd of de biocide in een kastval een registratie heeft in de databank van Ctgb.