Sinds 1 april 2011 geldt er een aanscherping voor de monitoring op dioxine via IKB Ei. Dit naar aanleiding van een dioxinebesmetting in Duitsland dat jaar. De aanscherping houdt in dat bij elk legkoppel (onafhankelijk van het huisvestingssysteem) aan het begin van de legronde eieren op dioxine en PCB’s wordt onderzocht. Deze aanpak is vergelijkbaar met die in het Duitse KAT-systeem.
NB: voor binnengehouden kippen is deze frequentie per 1 augustus 2015 verlaagd naar eens per twee rondes.
- Alle IKB-erkende legpluimveehouders en pakstations zijn destijds (2011) hierover in een circulaire uitgebreid geïnformeerd.
- Het monitoringsprotocol vindt u in bijlage 11 – omschrijving monsternemingen en onderzoek IKB Ei.
- Het onderzoek moet gebeuren bij een daarvoor erkend (geaccrediteerd) laboratorium. Gebruik daarvoor dit overzicht van laboratoria.
Monitoring dioxine in voeders
Sinds 1 maart 2012 bestaat er een aparte GMP+ norm voor dioxine in (opfok)legvoeders (de norm GMP+ BCN-NL2). De norm GMP + BCN-NL2 is in overleg tussen de legsector en diervoedersector opgesteld onder meer naar aanleiding van de dioxineaffaires in Duitsland. Belangrijk onderdeel van deze nieuwe norm is een verhoging van de frequentie van de monitoring door de diervoederfabrikant op dioxine en dioxine-achtige PCB’s. Daarnaast is de zogenaamde actiegrens voor dioxine in (opfok)legvoer verlaagd.
Onderzoek verplicht bij verhoging actiegrens
Mocht er een verhoging van de actiegrens (die beduidend onder de wettelijke norm ligt) worden gevonden, dan is de diervoederleverancier verplicht om onderzoek te doen naar de oorzaak ervan en tevens verplicht om de pluimveehouder te informeren. De pluimveehouder dient deze melding vervolgens door te geven aan zijn afnemer en er kan dan uit voorzorg extra onderzoek in eieren worden uitgevoerd. In IKB Ei is ook als eis opgenomen dat diervoederbedrijven aan deze standaard moeten voldoen. Als pluimveehouder informeer vooraf bij uw diervoederleverancier of ze voldoen aan deze standaard.